Mijn oudste zoon had geen zin om naar de hockeytraining te fietsen en hij vroeg mij of ik hem wilde brengen. Maar ik wilde niet. Hij flipte. Ik had zijn broertje de vorige training wel gebracht! Ik breng zijn broertje altijd! Zijn broertje wordt altijd voorgetrokken! Zijn zus en hem zelf breng ik nooit!
Eindeloze discussie
Dit is een eindeloos terugkerend ‘ding’. Dat hij wil dat ik hem naar training breng omdat zeven kilometer fietsen zo ver is. Dat ik weiger. En vervolgens over me heen krijg dat ik zijn broertje wel breng. Eindeloos vaak heb ik geprobeerd uit te leggen dat er verschillende redenen zijn waarom ik zijn broertje soms wel breng en hem praktisch nooit. Ik breng zijn broertje als het regent, of als hij na de training naar zijn vader of een feestje gebracht moet worden. Mijn oudste zoon breng ik niet als het regent. Omdat hij altijd in een groep fietst en zijn broertje alleen. Omdat zijn broertje jonger is en de training vaak pas in het donker klaar is. En omdat zijn broertje altijd twee uur training heeft en hij een uur. Zodat het eigenlijk de moeite niet loont om tussendoor terug naar huis te rijden, terwijl ik daar rond trainingstijd nog andere kinderen heb zitten, die willen eten. En eigenlijk vind ik ook gewoon dat fietsen goed voor hem is en het onzin is dat we voor een training in de file in de auto gaan zitten.
Niets zeggen, alleen luisteren
Een bekende discussie dus. Alleen deze keer legde ik niets uit. Het ging niet eens heel bewust. Ik zei gewoon niets, maar luisterde. Eerst naar zijn woorden. Ik registreerde dat ik hem al vaak exact deze woorden tegen me had horen zeggen. En dat ik hem al vaak mijn uitleg had gedaan. Maar ineens luisterde ik door zijn woorden heen. Naar zijn toon. Naar hem. Naar de dingen die hij niet zei. Ineens hoorde ik zijn teleurstelling. Zijn gevoel van afwijzing. Ineens realiseerde ik me dat zijn verzoek om hem te brengen veel minder met niet willen fietsen te maken had en des te meer met aandacht en bevestiging. En ineens begreep ik waarom mijn argumenten nooit aangekomen waren. Al die redelijkheid had hij best begrepen, de eerste keer waarschijnlijk al, maar het was niet wat hij wilde horen. Het was geen antwoord op dat wat hij wilde zeggen, maar niet zei.
De glimlach die alles zei
Dus toen hij klaar was met zijn tirade en rustig voor de televisie zat, ging ik naar hem toe. En zei ik hem dat ik de volgende training zou rijden en bij hem zou blijven kijken. Dat het me speet dat ik volledig voorbij was gegaan aan het feit dat het niet zo is dat, omdat hij zich alleen redt en mij niet nodig heeft, hij het niet gewoon fijn mag vinden dat ik af en toe bij hem kom kijken en rijd. Niet omdat het moet maar omdat het mag. Stilte. Een glimlach op zijn gezicht. Verbinding.
Direct communiceren
Het rare is dat ik me pas op dat moment, nadat ik de woorden tegen hem gesproken had, realiseerde dat dit precies is waar ik zelf ook moeite mee heb. Aandacht of hulp vragen. In mijn behoeften voorzien. Direct communiceren. Terwijl ik me ondertussen wel afvraag waarom sommigen niet begrijpen dat het niet zo is dat ik het niet fijn vind om geholpen te worden, gewoon omdat ik mezelf red? Het niet zo is dat ik niet zou willen delen omdat ik het alleen kan? Het blijft steeds weer ontzettend mooi om te zien hoe we elkaar constant spiegelen. Hoeveel je kan leren over jezelf, van de mensen om je heen, als je ervoor open staat. En hoe je anderen beter ziet, als je jezelf ziet.
0 reacties
Trackbacks/Pingbacks